Varkens
Varkensvlees is niet meer weg te denken uit onze voedselketen. De van oorsprong Nederlandse varkensrassen, de Bonte Bentheimer en het Nederlandse landvarken, zijn beide geschikt voor de vleesproductie en staan bekend om een goede vleeskwaliteit. Het hobbymatig en buiten houden van varkens is de laatste jaren in populariteit gestegen. Je vindt deze varkens voornamelijk op zorgboerderijen, kinderboerderijen en multifunctionele boerenbedrijven. Door de varkens te houden in een weiland of een stuk bos wordt tevens een bijdrage geleverd aan natuurbeheer. Het wroeten en omwoelen van de bodem heeft een positief effect op de biodiversiteit, doordat er ruimte ontstaat voor nieuwe jonge plantensoorten. De Bonte Bentheimer wordt zelfs ingezet in de strijd tegen de Japanse Duizendknoop.
Historie
Van oudsher komen varkens al voor op de Nederlandse boerderij. Ze aten de etensresten van de mens op en zorgden voor een goede portie vlees in de winter. Rondscharrelend zochten zij zelf hun maaltijden bij elkaar en waren zo makkelijk te houden. In het begin van de negentiende eeuw waren er nog twee typen varkens over, een klein steilorig varken en een groot varken met grote loboren. De varkens met de loboren kwamen voor in de kleuren vuilwit tot geelachtig, zwart en bont en hadden lange borstels. Door inkruising met veel verschillende buitenlandse rassen zijn de huidige twee oude zeldzame Nederlandse varkensrassen – de Bonte Bentheimer en het Nederlandse landvarken – ontstaan.
Het vlees van beide rassen bevat meer vet dan het vlees van rassen die ingezet worden in de intensieve veehouderij. De wens van consumenten om steeds magerder vlees te eten was één van de oorzaken dat de oud-Nederlandse rassen steeds zeldzamer werden. Toch zie je weer een opkomst van de vraag naar vlees met meer vet vanwege de rijkere smaak. Een lichtpuntje voor de toekomst van deze landrassen.