Ganzen
De gans komt in Nederland al eeuwen voor op de boerderij. Vaak liepen ze los op het erf en zorgden ze voor eieren, een lekker stukje vlees en een zacht bedje van ganzendons. Doordat ze van nature een territoriaal karakter hebben, werden ze ook nog wel eens ingezet als waakdier.
Nederland kende in de 19e eeuw nog verschillende eigen ganzenrassen, zoals de Groninger gans, de Noord-Hollandse gans en de Zuidenaar gans. Naarmate de commerciƫle dierhouderij toenam, werd de ganzenteelt grootschaliger aangepakt en verdwenen de ganzen steeds meer als erfdier van de boerderijen. Hieruit volgde dat de lokale rassen vaker werden ingekruist met zwaardere buitenlandse rassen en kort na de Eerste Wereldoorlog waren de meeste van deze rassen dan ook verdwenen.
Twentse landgans
De Twentse Landgans is ternauwernood aan dit lot ontkomen en zodoende als enig oud-Nederlands, en ondertussen zeldzaam geworden, ganzenras overgebleven. Het authentieke vlees van de (Twentse) landgans staat traditiegetrouw op het menu van het Sint Maarten-diner, op 11 november.