Rassen onder zorg van de SZH

Ontstaan van rassen

Gerichte fokkerij is net zo oud als het houden van huisdieren. Immers, doorgaans werden alleen nakomelingen aangehouden van die dieren, die het beste pasten bij de doelen waarvoor men de dieren hield. Door regionale verschillen ontstonden lokaal groepen dieren, die meer op elkaar leken dan op dieren van dezelfde soort in een gebied met een ander landschap of andere omstandigheden of functies voor die dieren. Zo ontstonden ‘rassen’, vaak goed passend bij de regio en de specifieke doelen waarvoor de dieren werden gehouden. In de 19de eeuw ontstond in Nederland de behoefte meer garanties over afstamming van dieren te krijgen en werden naar voorbeelden in Engeland en Frankrijk stamboeken opgericht. Het Nederlands Rundvee-stamboek is opgericht in 1874, het Fries Paardenstamboek in 1879, de Raad van Beheer (hondenstamboeken) in 1902.

‘Nieuwe’ rassen

Met die meer dan honderd jaar oude stamboeken was het niet afgelopen met het vormen van nieuwe rassen. Immers, de ontwikkelingen in de dierhouderij staan niet stil en er kunnen andere of nieuwe eisen voor dierhouderij komen. Dat kan leiden tot het vormen van nieuwe rassen. Bij de kippen bijvoorbeeld werden eind 19de en begin 20ste eeuw een aantal ‘moderne’ rassen ontwikkeld, die allen op hogere eiproductie gericht waren, maar ook wat zwaarder werden dan de oude ‘landrassen’ als Fries Hoen, Assendelfter, etc en meer vlees opleverden (hanen en uitgelegde hennen). Meer dubbeldoel dus. Het gaat dan om bijvoorbeeld de Barnevelder en de Welsumer. Rond 1970 kwam er behoefte aan schapen met een hogere vruchtbaarheid dan de Texelaar en betere bevleesdheid dan bij de heide- en melkschapen. Zo werden uit buitenlandse rassen de Swifter, de Flevolander en de Noordhollander ontwikkeld. Na een paar generaties kruisen werden de dieren binnen de groep gepaard en zo ontstonden drie nieuwe rassen, die inmiddels zo’n 50 jaar in Nederland als stamboekschapen worden gehouden en gefokt.

In de huidige tijd zou de Labradoodle gezien kunnen worden als de ontwikkeling van een nieuw hondenras (niet Nederlands, maar superinternationaal en dus geen ras voor de SZH).

Centrum voor Genetische Bronnen Nederland

In Nederland heeft Centrum voor Genetische Bronnen Nederland (CGN) de wettelijke taak te werken aan behoud van de genetische diversiteit in gewassen, landbouwhuisdieren en bomen. Zij zorgen onder andere voor de overzichten van de status van de verschillende Nederlandse rassen, opslag van genetische materiaal en onderzoek naar de variatie binnen rassen. CGN adviseert de overheid over eventuele uitbreiding of andere aanpassing van de lijst van Nederlandse rassen. De SZH werkt nauw samen met CGN.

SZH

De SZH zelf is opgericht in 1976 en alle oorspronkelijk Nederlandse rassen uit die tijd kregen aandacht van de SZH. In eerste instantie paarden, runderen, schapen, geiten, konijnen, kippen, eenden en duiven. Later werden ganzen, varkens en diverse hondenrassen toegevoegd en nog wat later bijen.

In de statuten van de SZH is aangegeven, dat de Stichting zich richt op rassen, fokgroepen en variëteiten. Zo kregen kleurslagen bij runderen (Fries Hollands) later ook een vermelding, deels omdat ze erkend waren als apart ras (Fries Roodbont), deels omdat de kleurslagen, die al eeuwenlang in Nederland voorkwamen, dreigden te verdwijnen. Zoals bijvoorbeeld de Witrik, een kleurslag die niet fokzuiver is, zodat een ras Witrik biologisch onmogelijk is, maar behoud van deze kleurslag wel wenselijk is. Iets soortgelijks speelt bij schapen: is de Blauwe Texelaar een apart ras, of een kleurslag binnen het ras?

Rassen onder de zorg van de SZH

Hoe bepaalt de SZH welke rassen of variëteiten onder de zorg van de SZH vallen? Dat gebeurt door een besluit van het algemeen bestuur (AB) van de SZH op grond van informatie, aangeleverd door de betreffende rasorganisatie. Het gaat dan om een groep dieren, waarmee bewust gefokt wordt in een goed beschreven richting en die aantoonbaar als zo’n groep minimaal 40 jaar + 6 generaties in Nederland voorkomt. Voor aantoonbaar fokbeleid voor zo’n groep kan een stamboek als bewijs gebruikt worden, maar ook bijvoorbeeld keuren bij tentoonstellingen of via huiskeuringen van een rasorganisatie voor diergroepen waar geen stamboeken van zijn (pluimvee en konijnen). Publieke bronnen als krantenartikelen of andere documenten uit de begintijd van de vorming van zo’n ras kunnen eventueel ook als ‘bewijsstukken’ dienen, zoals bijvoorbeeld bij de zwarte bij. SZH overlegt met CGN over aanpassing van de lijst met (zeldzame) Nederlandse rassen, maar de SZH maakt uiteindelijk wel een eigen afweging voor rassen onder de zorg van de SZH.

Fokken en dierenwelzijn

Naast de oorsprong in Nederland en de langdurige Nederlandse thuisbasis van zo’n ras stelt de SZH als extra eis, dat het ras geen rasgebonden welzijnsproblemen mag hebben. Bij het rundveevleesras Verbeterd Roodbont is de oorsprong in Nederland en het fokken als ras voor minimaal 40 + 12 (6 generaties) = 52 jaar geen discussiepunt. De historie van Verbeterd Roodbont gaat terug tot 1987. Echter, zolang de overgrote meerderheid van de koeien niet op natuurlijke wijze kan afkalven, maar dat een keizerssnee wordt toegepast, is voor de SZH de reden dit ras niet in de bestanden van de SZH op te nemen.

SZH-rassenlijst dynamisch

Er is dus een lijst met rassen, fokgroepen en variëteiten, waarover geen discussie is. Die hebben op de website van de SZH een eigen pagina. Daarnaast kunnen ‘nieuwe’ rassen ontstaan, of kunnen inzichten over variëteiten veranderen. Nieuwe rassen, die in de te voorziene toekomst aan de eisen van 40 jaar + 6 generaties gefokt in Nederland gaan voldoen, komen op de ‘aspirantenlijst’ en worden dan op de website vermeld. Bij variëteiten kan bijvoorbeeld sprake zijn van erkenning van verschillende kleurslagen binnen een ras, of een bepaalde kleurslag onderscheidt zich op meer aspecten dan alleen kleur van andere kleurslagen bij dat ras. Dan kan dat leiden tot een specifiek stamboek en een apart ras. De lijst is dus dynamisch en wordt eens per twee jaar (en zo nodig tussentijds) door het AB vastgesteld. CGN adviseert daarbij. Zo mogelijk (afhankelijk van financiering) wordt DNA-onderzoek gedaan om besluitvorming te ondersteunen. Het is onvermijdelijk dat die besluitvorming incidenteel arbitrair zal zijn.

Wat doet de SZH voor Nederlandse rassen

De activiteiten van de SZH zijn deels generiek: gericht op behoud van de Nederlandse rassen in het algemeen en deels specifiek, ondersteuning van een specifiek ras (fokgroep) of variëteit. De SZH heeft beperkte middelen en capaciteit en kan niet voor alle rassen op de lijst alle gewenste inspanningen plegen. Er moeten prioriteiten gesteld worden. Daarvoor gebruiken we de mate waarin een ras bedreigd wordt door geringe aantallen, (te) hoge inteelttoename, gering aantal fokkers en/of door een rasorganisatie die moeite heeft het ras in stand te houden. Bij generieke activiteiten kunnen alle rassen op de lijst en op de aspirantenlijst meedoen. Ook vermelding op de website, erkenning van fok-, educatieve-, en zeldzaam lekker centra, deelname aan levend erfgoeddagen, et cetera is mogelijk voor alle rassen (inclusief de aspirantrassen) als de rasorganisatie dat wenst.