Kenmerken
- Geschikt voor educatie, huisdier en hobby en natuurbeheer
- Kan gehouden worden in een een natuurgebied, erf met veel grond en grote tuin
- Oorsprong van dierenras ligt in Drenthe en Overijssel
Status
- Risico: Kwetsbaar
- Aantal ooien: 3361
- Trend laatste 15 jaar: stabiel
Gebruik
Het Schoonebeeker heideschaap is een bijzonder sterk en weerbaar schaap. Ze hebben een prettig karakter, zijn levendig, attent en nieuwsgierig van aard en reageren vertrouwd naar hun bekende verzorger. Deze eigenschappen in samenspel met het sterke beenwerk en hoge wendbaarheid maken ze geliefd voor het drijven van schapen met honden. De lange vacht met harige structuur maakt de wol ideaal om mee te vilten en ze staan bekend om het grote scala aan kleuren.
Schoonebeekers zijn zelfredzaam, worden makkelijk drachtig, en aflammeren gaat probleemloos, wat ze zeer geschikt maakt voor begrazing van heidevelden en schraalgraslanden. Dankzij het selectieve graasgedrag wordt boomopslag tegengegaan, krijgen zeldzame plantensoorten een kans en worden zaden door transport in de vachten verspreid. Daarnaast heeft de Schoonebeeker door zijn omvang nog een heel behoorlijke vleesopbrengst wanneer in het najaar de overtollige (ram)lammeren het veld moeten ruimen. Culinaire kenners prijzen het vlees om zijn (wildachtige) smaak.
Uiterlijk
De Schoonebeeker is het meest bonte grote heideschaap, ze komen in vrijwel alle kleurslagen voor van lichtvos, vaalvos, donkervos, zwartvos, mengvos, wit tot zwart met een scala aan bonte aftekeningen. Typisch zijn de Romeinse (gebogen) neus, de harige vacht en de hoge benen. Het is in vergelijking met andere heideschapen ook een fors schaap met een schofthoogte rond de 70 cm en een gewicht tussen de 50 en 80 kg.
Achtergrond
De Schoonebeeker is in de negentiende eeuw ontstaan uit kruisingen van Munnikken, Drentse en Veluwse heideschapen en net als het Groot heideschaap hebben beide rassen waarschijnlijk een eeuwenoude Spaanse oorsprong.
De Schoonebeeker werd in Drenthe, Salland, Twente en de Achterhoek gehouden op de iets rijkere gronden. Het leverde vlees, vachten maar vooral ook mest, welke in de schaapskooien werd opgevangen om de akkers te bemesten. Heidevelden ontwikkelden zich echter tot landbouwgebieden, kunstmest werd geïntroduceerd en de Schoonebeeker maakte plaats voor meer productieve vleesrassen. In de jaren ’70 van de vorige eeuw waren er slechts enkele tientallen Schoonebeekers over. Door de gezamenlijke inspanning van fokkers en hobbyisten wordt er nu weer veel aandacht besteed aan de toekomst van de Schoonebeeker en worden diverse kuddes actief ingezet in het beheer van natuur en landschap.