Kenmerken
- Geschikt voor educatie, huisdier en hobby en natuurbeheer
- Kan gehouden worden in een erf met veel grond, grote tuin en kleine tuin
- Oorsprong van dierenras ligt in Groningen
Status
- Risico: Kritiek
- Aantal duivinnen: 80
- Trend laatste 15 jaar: stabiel
Gebruik
De Groninger slenk is zeer herkenbaar aan de ver achterover gekromde nek, hierdoor ligt de kop bijna achterop zijn rug. Hij kan zijn lange, soepele hals zijn kop in één nekslag naar achteren slaan, dit wordt ook wel hangen genoemd, en kan dan een sidderende beweging vertonen, grollen. Niet alleen zit de Groninger slenk op deze manier, hij vliegt ook met de kop achterwaarts gebogen en klapt zijn vleugels boven en onder het lichaam tegen elkaar aan. Belangrijk om te weten is dat de Groninger slenk niet tot de sterkste duivenrassen behoort, wat waarschijnlijk is te verklaren door de hoge mate van inteelt.
Het bijzondere aan de Groninger, en ook aan de Gelderse, slenk is dat er geen zekerheid bestaat over waar de naam slenk vandaag komt. Een van de verklaringen is dat deze te maken heeft met het slinken van de krop, anderzijds wordt het ook gerelateerd aan schlenckeren, wat zwingen betekend.
Uiterlijk
De Groninger slenk is in zeven kleurslagen erkend, met rood, geel en wit aan de basis. Dan is er de rood- en de geelbeek, deze dieren zijn roodzilver en geelzilver geband en de rood- en de geelspar zijn roodzilver en geelzilver schimmel.
Achtergrond
De Groninger slenk en zijn Gelderse metgezel zijn al eeuwen een aparte groep binnen de Nederlandse vliegduivenrassen. Er word beschreven dat de Groninger slenk, in 1800, reeds zeer populair was en met name werd gefokt op type, kleur, temperament en met name de soepele achterovergeslagen hals separeerde de Groningers van de Gelderse slenken.
In 1930 is de standaard vastgesteld en vanaf dat moment kwam het accent meer op het uiterlijk dan op het vliegen te liggen. Rond 1970 zat dit ras in de gevarenzone en in 1971 werd de Groninger Slenken Club opgericht, waar men nu ook weer op de originele vlucht fokt.